Besturingsgegevens besturing

Besturingsgegevens worden van de robot naar het lassysteem verzonden in de vorm van parameters en individuele bits (signalen) in de fieldbusbesturingstabel.

Besturingsparameters

Parameter Parameterwaarde Ruwe waarde Omschrijving
WireFeedSpeed
0,5 ... 25,0 m/min, stap 0,1
0 ... 250 In de online controle modus:
- WireFeedSpeed regelt de draadaanvoersnelheid in toepasselijke processen.
- Current regelt de stroom in 1-MIG + WisePenetration en Pulse + WisePenetration combinaties.
- PlateThickness regelt de plaatdikte in MAX Position proces.
Current 0 ... 1024 A 0 ... 1024
PlateThickness 0,0 ... 50,0 mm, stap 0,1 0 ... 500
Voltage 8,0 ... 46,0 V, stap 0,1 80 ... 460 Regelt de lasspanning bij handmatig MIG-proces in de online controle modus.
FineTuning -10,0 ... +10,0, stap 0,1 0 ... 200
In de online controle modus, regelt FineTuning:
- fijnafstelling van synergetische lasprocessen
- de overeenkomstige Wise/MAX-parameter in het Wise/MAX-proces.
MemoryChannel 0 ... 199 0 ... 199 Regelt het actieve geheugenkanaal.
Dynamics -10 ... +10
0 ... 20 Regelt de dynamiek voor de synergische lasprocessen in de online controle modus. Dynamiek regelt het kortsluitgedrag van de boog. Hoe lager de waarde, des te zachter de boog is en hoe hoger de waarde, des te ruwer de boog is.
(Niet beschikbaar bij puls, dubbele puls, WiseRoot+, MAX Cool en MAX Speed.)
RobotTravelSpeed 0 ... 65535 mm/min. 0 ... 65535 Stelt de lasvoorloopsnelheid van de robot in voor de berekening van de warmte-inbreng die wordt weergegeven in AX Manager.
PostCurrent -30 ... + 30 0 ... 60 Regelt de nastroom in de online controle modus. De instelling Nastroom is van invloed op de draadlengte aan het einde van de las om bijvoorbeeld te voorkomen dat de draad te dicht bij het smeltbad stopt. Daardoor wordt ook de optimale draadlengte bereikt voor het starten van de volgende las.

Controlebits

Controlebit Status 0 Status 1 Omschrijving
StartWelding Lassen / simulatie UIT Lassen / simulatie AAN Regelt de lascyclus. In de simulatiemodus wordt hiermee de simulatiecyclus geregeld.
SimulationMode Geen simulatiemodus: Normaal lassen Simulatiemodus: Gesimuleerd lassen (boog is niet aan) Schakelt de simulatie AAN en UIT.
Opmerking: De boogparameter moet in AM Manager worden ingesteld op 'Selecteer op robot' (zie Robotinstellingen).
WireInchForward Draadin- en ‑doorvoer naar voren UIT Draadin- en ‑doorvoer naar voren AAN Voert de lasdraad naar voren. De draadaanvoersnelheid is 1,0 m/min gedurende 2 seconden, waarna deze versnelt tot de draadaanvoersnelheid die is ingesteld in het scherm Tools (zie Tools). Als de ingestelde draadaanvoersnelheid lager is dan 1,0 m/min, start en gaat de draadaanvoer door op die snelheid.
WireInchBackward Draadin- en ‑doorvoer naar achteren UIT Draadin- en ‑doorvoer naar achteren AAN Voert de lasdraad naar achteren. De draadaanvoersnelheid is 1,0 m/min gedurende 2 seconden, waarna deze versnelt tot de draadaanvoersnelheid die is ingesteld in het scherm Tools (zie Tools). Als de ingestelde draadaanvoersnelheid lager is dan 1,0 m/min, start en gaat de draadaanvoer door op die snelheid.
GasBlow Gasklep gesloten Gasklep geopend Regelt de beschermgasklep. Als de instelling 'Voor- en nagasregeling' op 'Selecteer op robot' staat (zie Robotinstellingen), kan de robot de voor- en nagastijden die in een geheugenkanaal zijn ingesteld, negeren. Raadpleeg Voor- en nagasregeling voor meer informatie.
AirBlow Luchtklep gesloten
Luchtklep geopend Regelt de persluchtklep. De luchtklep kan niet worden bediend tijdens het lassen of simuleren.
TouchSensorToolSel Lasdraad wordt gebruikt voor contactmeting Gasmondstuk wordt gebruikt voor contactmeting Regelt of de lasdraad of het gasmondstuk wordt gebruikt voor contactmeting.
Opmerking: De functie contactmeting moet in AM Manager worden ingesteld op 'Selecteer op robot' (zie Robotinstellingen).
TouchSensorOn Contactsensor UIT Contactsensor AAN Stelt de stroombron voor de contactsensor en het instrument voor contactmeting in. De spanning voor de contactmeting is afhankelijk van de gebruikersinstellingen in AX Manager (zie Robotinstellingen).
OnlineControl Kanaal controle (parameterwaarden uit geheugenkanaal worden gebruikt) Online besturing (robot bestuurt bepaalde parameters) Maakt het gebruik van robotgestuurde waarden in voor bepaalde parameters. In de online controle modus worden de waarden in het actieve geheugenkanaal overschreven.
In de kanaal controle modus, worden de waarden uit het actieve geheugenkanaal gebruikt.
Raadpleeg Online controle voor meer informatie.
ErrorReset (Geen effect) Stijgende flank in signaal (0 -> 1): Fout resetten Stelt de waarde ErrorNumber en het Error-signaal op nul op de stijgende flank van het signaal wanneer geen fouten actief zijn in het systeem.
Watchdog Dalende flank in signaal (1 -> 0): Watchdog-timer wordt gereset Stijgende flank in signaal (0 -> 1): Watchdog-timer wordt gereset Reset de watchdog-timer in het systeem bij elke watchdog-bitovergang. Als de watchdog-timer niet wordt gereset in intervallen van 0,5 s, geeft het lassysteem een watchdog-foutmelding. Het genereren van watchdog-fouten is alleen mogelijk als de watchdog-parameter in AX Manager is ingesteld op AAN (zie Robotinstellingen). De bit dient ook als een loopback-bit voor de robot (indien beschikbaar in de fieldbusbesturingstabel), zelfs wanneer de watchdog-parameter UIT staat.
HotStartOn Hot start UIT Hot start AAN Zet de functie hot start AAN of UIT in de online controle modus. Raadpleeg Lasparameters voor meer informatie.
CraterFillOn Kratervulling UIT Kratervulling AAN Zet de functie kratervulling AAN of UIT in de online controle modus. Raadpleeg Lasparameters voor meer informatie.
DigitalOutput [1…16] Digitale uitgang is inactief Digitale uitgang is actief Stelt de digitale uitgang in op actief of inactief.
Om de digitale uitgangen 1…8 te kunnen gebruiken, moet de DIO-kaart (Digitale Input/Output) in uitbreidingssleuf 1 zijn geïnstalleerd.
Om de digitale uitgangen 9…16 te kunnen gebruiken, moet de DIO-kaart in uitbreidingssleuf 2 zijn geïnstalleerd.
RobotReadyToWeld Robot is gereed om te beginnen met lassen Robot is niet gereed om te beginnen met lassen Bewaakt de StartWelding-bit zodat niet kan worden begonnen met lassen als de robot niet gereed is. Als deze bit niet beschikbaar is in de geselecteerde fieldbusbesturingstabel, wordt aangenomen dat de robot altijd gereed is om te lassen.
De bewaking werkt alleen als deze bit aanwezig is in de fieldbusbesturingstabel.
WireStuckCheck Wire Stuck detectie is UIT Start Wire Stuck controle Start de Wire Stuck controle om te detecteren of de lasdraad aan de las vastzit. De optie 'Wire Stuck detectie lasdraad' moet op 'Selecteren op robot' zijn ingesteld om deze besturingsbit te laten werken. (Zie Robotinstellingen).